automaker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- au·to·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van auto zn en maker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | automaker | automakers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de automaker m
- (economie) (industrie) bedrijf dat auto's produceert
- ▸ De Japanse automaker maakte in september ook al een schandaal bekend: onbevoegd personeel werd ingezet om auto's te testen voor ze werden verkocht. Nissan moest daardoor meer dan een miljoen auto's terugroepen voor een nieuwe keuring.[1]
- ▸ Bij automaker VDL hebben zo'n 300 werknemers het werk neergelegd. "Maar de productie gaat op al onze locaties gewoon door", zegt een woordvoerder. Truckmaker DAF heeft de productie verlaagd omdat enkele honderden collega's niet kwamen werken.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord automaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Nissan sjoemelde met gegevens van auto's” (Maandag 9 juli 2018, 11:37), NOS
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Duizenden metaalwerkers staken voor een betere cao” (Woensdag 20 juni 2018, 15:22), NOS