autohandel
- Geluid: autohandel (hulp, bestand)
- au·to·han·del
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autohandel | autohandels |
verkleinwoord |
de autohandel m
- (handel) de in- en verkoop van auto's
- ▸ Het gaat bijvoorbeeld om ngo's, religieuze organisaties of bedrijven in sectoren waarin witwassen, fraude of corruptie relatief vaker voorkomen. Dat kunnen sectoren zijn waarin veel contant geld omgaat, zoals de autohandel, de handel in dure sieraden of bijvoorbeeld de handel in landbouwproducten.[2]
- (handel) bedrijf waar men auto's in- en verkoopt
- ▸ De bedrijfsleider van een autohandel in Borne betuigt spijt dat hij met een aantal medewerkers een borrel heeft gedronken. De politie kwam gisteravond langs op de melding van een feest - dat is nu verboden. Volgens de bedrijfsleider was het geen feest.[3]
- Het woord autohandel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Onderzoek naar negatieve bijwerkingen anti-witwasregels banken” (03-09-2020), NOS
- ↑ Weblink bron “'Ik heb er spijt van dat ik met 7 of 8 mensen binnen was'” (04-04-2020), NOS