• au·to·spuit
enkelvoud meervoud
naamwoord autospuit autospuiten
verkleinwoord

de autospuitv / m

  1. gemotoriseerde brandspuit
     Een medewerker van Veiligheidsregio Haaglanden schrijft op Facebook dat de kraaienpoten vannacht zijn neergelegd. "Voor de mensen die dit hebben gedaan. Jullie brandje wordt inderdaad niet geblust want de autospuit kan niet uitrukken", schrijft de medewerker. "Wat als jij, je broer, je zus, je beste vriend(in) of familie wordt aangereden en daar snel geholpen moet worden. Dan komt die autospuit of misschien de ambulance ook niet!"[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kraaienpoten uitgestrooid voor brandweerkazerne Den Haag” (Dinsdag 31 december 2019, 13:36), NOS