autoland
- au·to·land
- samenstelling van auto zn en land zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autoland | autolanden |
verkleinwoord |
het autoland o
- (figuurlijk) alles en iedereen die te maken heeft met auto's
- ▸ De parkeerplaats bij NedCar staat helemaal vol. De catering is al vroeg in de weer voor het feest van de redding. Iedereen die er maar een beetje toe doet in autoland is aanwezig. Natuurlijk de redder Wim van der Leegte van VDL, maar ook minister Verhagen van Economische Zaken.[1]
- land dat belangrijk is voor de ontwikkeling en productie van auto's
- ▸ De proef ging vanmiddag van start op de Automotive Campus in Helmond. Op het voormalige Volvo Car-terrein wemelt het van de nieuwe initatieven [sic!] sinds een twintigtal bedrijven zich er focust op innovatie in de auto-industrie en grensverleggende onderzoeken. Bedrijfsleven en wetenschap slaan er de handen ineen om Nederland als autoland op de kaart te zetten. Denk dan niet aan het fabriceren van auto's; het draait in Helmond om speerpunten als 'Smart Mobility' en ontwikkeling van 'Powertrains', inclusief elektrische aandrijfsystemen. In een sneeuwwitte Prius maakte de NOS vandaag de eerste kilometers van het zogenoemde 'SMART In-car'-project. Op een groot scherm kon ik haarfijn zien wat collega Theo Verbruggen allemaal met de Toyota uitspookte. Ik weet nu dat hij z'n airco niet gebruikt en dat zijn rechtervoet af en toe een tikje te zwaar is.[2]
- Het woord autoland staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Louis Dekker en Bert van Slooten“Blijdschap met een dekseltje er op” (Donderdag 25 oktober 2012, 15:08), NOS
- ↑ Weblink bron Louis Dekker“Big Brother neemt plaats op achterbank” (Maandag 30 januari 2012, 19:15), NOS