Nederlands

 
sloopauto's op de autosloop
Uitspraak
Woordafbreking
  • sloop·au·to
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sloopauto sloopauto's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sloopautom

  1. auto die nooit meer kan rijden en dus alleen maar geschikt is voor de sloop
    • In Veen ging in dezelfde nacht ook een sloopauto in vlammen op. Een 21-jarige man uit Wijk en Aalburg werd opgepakt omdat hij bij het brandende wrak stond met een groot vuurwerkpakket, dat hij volgens de politie wilde aansteken.[2] 
    • Tijdens en voorafgaand aan de jaarwisselingen worden er ’traditioneel’ sloopauto’s in brand gestoken in Veen. Het liefst midden in het dorp, op het Veense kruispunt. „Stoken op de openbare weg is echter verboden”, schrijft de gemeente op haar site.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 31 dec. 2017
  3. de Telegraaf 29 dec. 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be