autobox

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  autobox    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• au·to·box

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  auto zn  en  box zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	autobox	autoboxen
verkleinwoord	autoboxje	autoboxjes

Zelfstandig naamwoord

de autobox m

1. luidsprekers die in een auto gemonteerd zijn

   • „Ze zijn bang”, zegt hij als we weer in het autootje stappen. Het martelaarslied schalt uit de autoboxen. Zulqarnain slaat zich op de borst en zingt hard mee.  
   • De bewoners van de Moretuslei klagen over lawaai, vandalisme en het dealen van drugs aan de nachtwinkel. Er klinkt regelmatig luide muziek uit de autoboxen van de klanten en ze nemen het niet nauw met de parkeerregels.  

2. ruimte waarin een auto geparkeerd kan worden

   • In de Schoolstraat brachten onbekenden diepe krassen aan op een auto. In de Geraardsbergsestraat werd schade aangericht aan verschillende autoboxen.  
   • 'De vandalen die inbraken in de autoboxen aan de Korte Magerstraat, zijn bijzonder gewelddadig tewerk gegaan', zegt lezer Xavier Roels.  

Synoniemen

• [2] garage, garagebox, autostalling

Gangbaarheid

• Het woord autobox staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "autobox" herkend door:

88 %	van de Nederlanders;
89 %	van de Vlamingen.