• pri·vé·au·to
enkelvoud meervoud
naamwoord privéauto privéauto's
verkleinwoord

de privéautom

  1. een wagen voor persoonlijk gebruik; een wagen die iemands persoonlijk bezit is
    • Volgens lokale media is de politie nog op zoek is naar een mogelijk vierde slachtoffer, die met een privéauto de plek des onheils heeft verlaten. [2] 
    • Kamp (Economische Zaken) noemde het begin deze maand 'stom' dat hij zijn privéauto in 2006 door Pon heeft laten keuren. Dat gebeurde in de periode dat Kamp minister van Defensie was. Hij kreeg toen twee gratis navigatie-cd's ter waarde van zo'n 250 euro. Ook de naam van Van Middelkoop wordt genoemd in het strafdossier rond de beschikbaarstelling van een vervangende auto. [3] 
    • Formule-1 coureur Max Verstappen bleek ook zeer populair. De Marktplaats-bezoeker zocht ongeveer 150.000 keer naar hem. Verstappen dankt dat volgens de site onder meer aan een populaire spaaractie van Jumbo, waarbij shoppers konden sparen voor een schaalmodel van de wagen waar hij in rijdt. Ook zochten geïnteresseerden vaak naar de eerste gesigneerde privéauto van Verstappen, een Mercedes Benz C63 S coupé die in november op Marktplaats verscheen. De auto werd uiteindelijk geveild voor 136.000 euro via Epic Auctions. [4] 
95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]