autocar
- au·to·car
- [1] gelet op de specifieke betekenis wellicht via het Frans autocar aan het Engels ontleend
- [2] van Engels autocar "automobiel, motorvoertuig" [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autocar | autocars |
verkleinwoord | - | - |
de autocar m
- een luxe autobus om reizen of uitstappen mee te maken, touringcar
- Tegelijkertijd zien we de bus als vervoermiddel naar de pistes en loipen in de Alpen belangrijker worden. Een jaar of wat geleden wilden wintersporters nauwelijks in zo'n autocar stappen, wat wel merkwaardig was omdat je op geen enkele manier zo gerieflijk tot voor je hotel of appartement wordt gebracht. [2]
- (verouderd) voertuig dat door een eigen motor wordt aangedreven
- Daar de Kampioen verwacht dat er weldra ook in ons land liefhebbers voor autocars (zich zelf voortbewegende rijtuigen) zullen worden gevonden, heeft een harer redacteuren dezer dagen aan een hoofdambtenaar te Rotterdam gevraagd welke bepalingen voor dat nieuwerwetsche voertuig zullen gelden. (…) Hij deelde ons mede, dat reeds door eene maatschappij aanvrage was gedaan met een autocar in de stad te mogen rijden. [3]
- [1] touringcar, reisbus
- [2] auto, automobiel, motorvoertuig
- Het woord autocar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "autocar" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Nieuwenhuijze, F."Bij wintervakanties nadruk op sneeuw" in: Het Parool jrg. 40 nr. 10929 (3 september 1980); p. 27 kol. 4; geraadpleegd 2018-09-25
- ↑ "Binnenland. — Autocars." in: Leeuwarder Courant jrg. 84 nr. 34 (10 februari 1896); p. 2 kol. 2; (oudste vindplaats op Delpher) geraadpleegd 2018-09-25
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- au·to·car
- Uit het Amerikaans Engels autocar "auto", in het Frans uitsluitend in de zin van "bus, touringcar". [1]
- (langeafstands)bus, touringcar
- ↑ autocar (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .
- au·to·car
enkelvoud | meervoud |
---|---|
autocar | autocares |
autocar m
- (verkeer) autobus, bus, touringcar
- autocar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española