reisbus
- reis·bus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reisbus | reisbussen |
verkleinwoord | reisbusje | reisbusjes |
de reisbus m
- een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers over een langere afstand
- Vanochtend is in het Duitse Oberfranken een reisbus tegen een vrachtwagen gereden. 30 van de 46 inzittenden raakten gewond, onder wie twee levensgevaarlijk. De autoriteiten gaan ervan uit dat alle andere inzittenden om het leven gekomen zijn.[2]
- Een reisbus uit Duitsland is vrijdagavond in het Oostenrijkse Tirol tien meter omlaag gestort langs een helling na een botsing met een personenwagen. In de bus zaten 29 mensen, zo maakte de politie bekend. Er vielen twaalf gewonden, onder hen ook twee zwaargewonden.[3]
1.
- Het woord reisbus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reisbus" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 03/07/2017 om 15:48 door gn/blg Al elf lijken geïdentificeerd in uitgebrande Duitse reisbus
- ↑ de Standaard 04/11/2016 om 20:02 door adm Reisbus stort tien meter omlaag in Oostenrijk
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be