• au·to·sur·fen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
autosurfen
autosurfde
autosurfte
geautosurfd
geautosurft
zwak -t

zwak -d

volledig

autosurfen

  1. onovergankelijk staand op een autodak zich rond laten rijden
  2. (internet) met behulp van speciale software automatisch over het internet surfen waardoor het lijkt of webpagina's vaak worden bezocht en die daardoor aantrekkelijke worden voor adverteerders