gezinsauto
- Geluid: gezinsauto (hulp, bestand)
- ge·zins·au·to
- samenstelling van gezin en auto met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezinsauto | gezinsauto's |
verkleinwoord | gezinsautootje | gezinsautootjes |
de gezinsauto m
- een grotere auto die geschikt is voor het vervoer van 2 volwassenen, 2-3 kinderen en hun vakantiebagage
- Wij hadden vroeger een grote gezinsauto maar nu de kinderen uit huis zijn hebben we genoeg aan een kleinere auto.
- Het woord gezinsauto staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.