Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autoband autobanden
verkleinwoord autobandje autobandjes

Zelfstandig naamwoord

de autobandm

  1. (verkeer) een band voor een auto.
    • De autoband was lek geraakt en werd vervangen door de reserveband. 
     Dieper water, drijvende autobanden en twee glijbanen werden optimaal benut door luidruchtige tieners.[1]
     Er gebeurden rare dingen in me wanneer we daar achter een paar struiken stonden en elkaar streelden zonder dat ze ook maar één keer mijn handen weghaalde. Het was niet alleen dat mijn hartslag toenam en ik een erectie kreeg, het was alsof ik werd opgepompt als een autoband en elk moment kon ontploffen.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be