Nederlands

 
man staande op een autodak
Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·dak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autodak autodaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het autodako

  1. de bovenkant van een auto die bij een cabriolet opklapbaar is
    • De laatste keer echter dat ze bovenop het dak van een auto zat, was in de videoclip van ‘Formation’, een protestsong tegen politiegeweld. Ze liet toen een politiewagen onder haar gewicht naar de bodem zinken. Dat was precies een jaar geleden: toen ze optrad tijdens de Super Bowl. Ook dat optreden was sterk politiek getint. Ze was in het zwart gekleed, verwees naar de Black Panthers en andere burgerrechtenactivisten. Dat was dapper. En nu? Terwijl inmiddels overal ter wereld mensen paniekerig demonstreren tegen de Amerikaanse duivel, en daar hun identiteit aan koppelen, gaat zij juist in bloemetjes gehuld. Die bloemetjes zijn niet alleen zoet. Als mensen op autodaken klimmen is er vaak wat aan de hand. Ofwel ze zijn boos, denk aan straatrellen. Ofwel ze zijn blij, denk aan feeststoeten. Beyoncé is hier een beetje van beide, denk ik. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Arjen van Veelen 3 februari 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be