Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·gek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autogek autogekken
verkleinwoord autogekje autogekjes

Zelfstandig naamwoord

de autogekm

  1. autoliefhebber
    • Autogek Jaco Bijlsma maakte kennis met de snelle e-bike en raakte zo gefascineerd, dat hij de auto even liet staan. Hij klom op de snelste Stromer en op een onbetaalbare concept e-bike van Gazelle.[1] 
    • Waar racegames als Forza Motorsport en Gran Turismo al een behoorlijke tijd goede interieurcamera’s hebben, is dit bij Grid: Autosport niet het geval. Speel je met de camera achter de auto, is er weinig aan de hand, maar wij vonden - als autogek - dat we van binnen moesten kijken.[2] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen autogek autogekker autogekst
verbogen autogekke autogekkere autogekste
partitief autogeks autogekkers -

Bijvoeglijk naamwoord

autogek

  1. heel erg veel van auto's houden
    • Zelfs als zijn jaarlijkse toelage van drie ton inderdaad met 15% wordt ingekort, kan de autogekke prins zich deze duurzame bolide prima veroorloven. Maar alsnog zal de gedroomde wagen hem mogelijk niet het gevoel van vrijheid geven waar hij zo naar verlangt: de rebelse prins moet immers volgens het regeringsvoorstel dat ook de korting bepleit, voortdurend toestemming vragen als hij ergens heen wil.[3] 
    • De ambtenaren worden wel aangeklaagd. Zij profiteerden van hoge kortingen op nieuwe wagens en onderhoud, dure auto’s om mee op vakantie te gaan en snoepreisjes. De twee autogekke hoofdverdachten konden de verleidingen niet weerstaan.[4] 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 25 nov. 2016
  2. de Telegraaf WOUTER SPANJAART (AUTOVISIE) 09 jun. 2015
  3. de Telegraaf 15 jan. 2018
  4. de Telegraaf OLOF VAN JOOLEN EN GIJSBERT TERMAAT 03 jun. 2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be