Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·pro·duc·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autoproductie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de autoproductiev

  1. het maken van auto's
     In Europa daalde de verkoop. Ford verwacht dat dit jaar de vraag naar auto's in Europa verder zal verslechteren. Het concern is van plan om drie Europese fabrieken te sluiten en de autoproductie met 18 procent te verlagen. In de VS en China denkt het bedrijf dit jaar marktaandeel te winnen.[2]
     De opbrengst van de verkoop moet van Olsson minimaal 30 miljoen euro zijn. Verder moet Saab ervoor zorgen dat het bedrijf toegang houdt tot de gebouwen die het verkoopt, zodat de autoproductie gewaarborgd is.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Winst voor Ford in VS, verlies in EU” (Dinsdag 29 januari 2013, 16:49), NOS
  3.   Weblink bron “Zweden staat noodoplossing Saab toe” (Vrijdag 15 april 2011, 20:38), NOS