Nederlands

 
autoportier met geopend raam
Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·por·tier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autoportier autoportieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het autoportiero

  1. deur waardoor een passagier een auto in- en uit kan gaan
     Het mooie geluid dat je autoportier maakt als je het dichtslaat, is nep. Het is zorgvuldig gecomponeerd door de fabrikanten, die daarmee de perceptie van kwaliteit willen oproepen. Dat stelt althans de Amerikaanse website Mel, die diep in het onderwerp dook.[2]
     Een getuige zag hoe een witte Fiat 500 twee keer stopte, zonder dat daar een echte reden voor leek te zijn. Bij de tweede keer werd het autoportier van de bestuurder geopend en gesloten en reed de Fiat weg.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Erik Kouwenhoven
    “‘Het solide geluid van je autodeur is nep’” (21 aug. 2020), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Jelle Boesveld
    “Schildpad uit auto gezet midden op de weg in Ahaus” (13-08-2020), Tubantia