Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·show·room
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autoshowroom autoshowrooms
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de autoshowroomm

  1. (economie) ruimte waarin te verkopen auto's worden getoond
     Vandaag krijgt Gibril het eerste vak, fietsenmaken dus. Het is niet het eerste waar hij aan dacht toen hij naar Duitsland ging. In Soedan was hij boer, zijn droom was hier automonteur te worden. Of een eigen autoshowroom te openen.[1]
     Een tankwagen van de brandweer is omgevallen na een botsing tegen een woning in Apeldoorn. De wagen was op weg naar een brand in een autoshowroom in Teuge.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Judith van de Hulsbeek
    “'Vluchtelingen in Duitsland zijn niet de gastarbeiders van toen'” (Donderdag 12 mei 2016, 17:54), NOS
  2.   Weblink bron “Tankwagen brandweer kantelt na botsing tegen woning” (Zondag 8 januari 2017, 17:14), NOS