autorijden
- Geluid: autorijden (hulp, bestand)
- IPA: /ɑʊ̯torɛi(d)ə(n)/, /otorɛi(d)ə(n)/
- au·to·rij·den
- samenstelling van auto en rijden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
autorijden |
reed auto |
autogereden |
klasse 1 | volledig |
autorijden
- inergatief, (verkeer) zich voortbewegen door een auto te besturen
- Iedereen wil autorijden, maar kan dat eigenlijk wel?
- Als je continu met je iPhone aan de gang wilt zijn is autorijden niet de handigste manier van vervoer.
- ▸ Besparen is namelijk haar tweede natuur en ze ging direct plannen maken om te kijken waar we nog meer op zouden kunnen besparen. Misschien zouden we thuis wel gaan douchen in het donker en de wc met badwater doorspoelen. Niet meer zo vaak uit eten, geen gadgets kopen, minder autorijden.[1]
1. zich voortbewegen door een auto te besturen
- Het woord autorijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "autorijden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be