ruitenwisser
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ruitenwisser (hulp, bestand)
- IPA: /ˈrœytə(n)wɪsər/
Woordafbreking
- rui·ten·wis·ser
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ruit en wisser met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ruitenwisser | ruitenwissers |
verkleinwoord | ruitenwissertje | ruitenwissertjes |
Zelfstandig naamwoord
de ruitenwisser m
- een apparaatje dat de ruiten van een auto automatisch wist met een bewegende arm met wisserblad
- Zet de ruitenwissers even aan, ik zie niets!
- een strook rubber in een houder met handvat dat gebruikt wordt bij het glazenwassen
Vertalingen
1. een apparaatje dat de ruiten van een auto automatisch wist met een bewegende arm met wisserblad
Gangbaarheid
- Het woord ruitenwisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ruitenwisser" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be