uitlaat
- Geluid: uitlaat (hulp, bestand)
- IPA: / ˈœytlat / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈœʏ̯tlat/, /ˈʌʏ̯tlat/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈœːtlaːt/
- uit·laat
- samenstelling van uit en laat ww
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitlaat | uitlaten |
verkleinwoord | uitlaatje | uitlaatjes |
de uitlaat m
- een opening waardoor iets als afvalproducten naar buiten kan treden (vloeistof, damp of gas)
- De uitlaat zat verstopt.
- auto-uitlaat, gasuitlaat, hondenuitlaat, luchtuitlaat, nooduitlaat, onderwateruitlaat, sportuitlaat, stoomuitlaat, vooruitlaat
|
1. een opening waardoor iets als afvalproducten naar buiten kan treden
vervoeging van |
---|
uitlaten |
uitlaat
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlaten
- ... dat ik uitlaat.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlaten
- ... dat jij uitlaat.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlaten
- ... dat hij uitlaat.
- ▸ Maar er zijn ook veel verleidingen en risico’s op de werkvloer te vinden of als je de hond uitlaat.[1]
- Het woord uitlaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitlaat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be