• uit·laat
enkelvoud meervoud
naamwoord uitlaat uitlaten
verkleinwoord uitlaatje uitlaatjes

de uitlaatm

  1. een opening waardoor iets als afvalproducten naar buiten kan treden (vloeistof, damp of gas)
    • De uitlaat zat verstopt. 
vervoeging van
uitlaten

uitlaat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlaten
    • ... dat ik uitlaat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlaten
    • ... dat jij uitlaat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlaten
    • ... dat hij uitlaat. 
     Maar er zijn ook veel verleidingen en risico’s op de werkvloer te vinden of als je de hond uitlaat.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be