Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·le·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autolening autoleningen
verkleinwoord autoleninkje autoleninkjes

Zelfstandig naamwoord

de autoleningv

  1. een geldlening die men aangaat om een auto te kunnen kopen
     Omdat het bedrijf Equifax niet wilde geloven dat God zijn echte naam is, kon de juwelier uit Brooklyn bijvoorbeeld geen autolening afsluiten. Ook wees een creditcardmaatschappij hem af.[1]
     Negen jaar nadat banken wat al te enthousiast hypotheken verstrekten aan consumenten die die schuld helemaal niet konden dragen – wat leidde tot de grootste financiële crisis sinds de jaren 30 - is er een ander financieel product dat dreigt uit te groeien tot een tijdbom: de autolening.[2]
  2. het lenen van een auto die van iemand anders is
     De volgende dag kwam er een hoofdcommissaris van de politie die ons ervoor waarschuwde dat er met autodiefstallen niet te spotten viel en dat ze absoluut geen autoleningen genoemd mochten worden, zoals de communisten en sommige vage kranten deden.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “God kan eindelijk een lening krijgen in New York” (Vrijdag 29 mei 2015), NOS
  2.   Weblink bron
    Sander van Mersbergen
    “Nieuwe crisis in de maak: autoleningen rijzen de pan uit” (11-07-2017), Tubantia
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767