Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·rou·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autoroute autoroutes
autorouten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de autoroutev / m

  1. (verkeer) de weg tussen twee plaatsen die speciaal geschikt is voor autoverkeer
  2. autosnelweg in Frankrijk
     Het is uitzonderlijk rustig op de A7 even onder Lyon. De weg is onderdeel van de Autoroute du Soleil en berucht om zijn files in vakantietijd.[1]
     Op de A31, de Autoroute du Soleil, is een blokkade in beide richtingen tussen Luxemburg en Nancy. Zowel vrachtwagens als personenauto's worden tegengehouden. Op de A31 worden ook langzaamaanacties gehouden. De ANWB raadt aan om naar het zuiden om te rijden via de A5 en de A26, over Reims en Troyes.[2]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Hans Brom
    “Nederlanders in Frankrijk: hoezo file?” (Vrijdag 24 juli 2015, 13:12), NOS
  2.   Weblink bron “Franse boeren opnieuw in actie” (Dinsdag 28 juli 2015, 09:23), NOS