Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·val·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afvalhandelaar afvalhandelaren
afvalhandelaars
verkleinwoord afvalhandelaartje afvalhandelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de afvalhandelaarm

  1. (beroep) iemand die voor zijn beroep afval in- en verkoopt
    • De afvalhandelaar wordt betaald door de partij die van het afval af wil en door de partij die afval gebruikt als grondstof. 

Gangbaarheid