daghandelaar
- dag·han·de·laar
- samenstelling van dag en handelaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | daghandelaar | daghandelaren daghandelaars |
verkleinwoord | daghandelaartje | daghandelaartjes |
de daghandelaar m
- (beroep) aandelenhandelaar die op het eind van de handelsdag alle effecten weer verkocht heeft
- Hoewel veel daghandelaren verlies maken hoor vooral veel succesverhalen.
- Het woord daghandelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.