Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaad·han·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaadhandel zaadhandels
verkleinwoord zaadhandeltje zaadhandeltjes

Zelfstandig naamwoord

de zaadhandelm

  1. een onderneming die handelt drijft in zaden
    • De zaadhandel was gevestigd aan de rand van het dorp. 
  2. het kopen en verkopen van zaden
    • De zaadhandel liep voorspoedig. 

Gangbaarheid