Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dels·em·bar·go
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsembargo handelsembargo's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het handelsembargoo

  1. (economie) wettelijk verbod op het in- en uitvoeren van bepaalde goederen uit en naar bepaalde landen
    • EU-buitenlandchef Federica Mogherini krijgt daarnaast de taak voorstellen te maken om het bestaande handelsembargo op wapens en andere middelen waarmee de bevolking kan worden onderdrukt te versterken en uit te breiden. [1] 
    • Aviacion is berucht onder de Cubanen vanwege de frequente vertragingen en annuleringen, volgens de maatschappij ligt dat aan het gebrek aan onderdelen en vliegtuigen als gevolg van het Amerikaanse handelsembargo op het eiland. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen