• koe·han·del
enkelvoud meervoud
naamwoord koehandel
verkleinwoord koehandeltje koehandeltjes

de koehandelm

  1. (politiek) (handel) overeenkomst tussen twee partijen waarbij beide partijen iets hebben moeten toegeven aan de andere partij, het heeft een negatieve betekenis vaak
    • Maar het zijn dieren. Bedreigde dieren waarmee wordt gesold. Er leven er nog geen 2.000 in het wild en slechts 300 in dierentuinen die zich dus maar moeizaam voortplanten. En van dat aantal worden er dus regelmatig beesten versleept. Dat gebeurt ook met andere zeldzame dieren, in het kader van door dierentuinen onderling afgesproken fokprogramma’s. Maar het verschepen van panda’s dient niet hun soort. Het is onderdeel van koehandel, met hun schaarste als kapitaal en hun voortbestaan als voetnoot.[2] 
    • Lidstaten azen op EU-Geneesmiddelenbureau na Brexit; Nederland biedt gebouw op de Zuidas 'We willen allemaal die 12 punten!' Minister Edith Schippers (Volksgezondheid) is niet de eerste die de strijd om de vestigingsplaats van het Europees Geneesmiddelenbureau vergelijkt met het Eurovisiesongfestival. En net als bij dat echte festival, wint niet altijd de beste kandidaat: een politieke koehandel dreigt met 18 geïnteresseerde steden voor het EU-geneesmiddelenagentschap. [3] 
  2. (veeteelt) handel in koeien
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 28 oktober 2015
  3. NRC Volkskrant 11 juli 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be