0:37 Handjeklap in de kaashandel
  • hand·je·klap
enkelvoud meervoud
naamwoord handjeklap
verkleinwoord

het handjeklapo

  1. informele manier om een afspraak te maken zonder dat er iets op papier staat en die is gebaseerd op onderling vertrouwen
    • Twee mensen sloten een deal: de een kocht een tankwagen wijn, de ander zou hem verkopen. Op handjeklap! De een ging op zoek naar een afnemer, de ander piekerde waar hij een tankwagen wijn op de kop kon tikken. Het lijkt een grap, maar het gebeurde echt. Dat soort heb ik zelf gezien: ze droegen afgetrapte gympen maar verkochten helikopters. [3] 
  2. informele en wat geheimzinnige afspraak
    • Toen ik een kind was, wilden de burgers politiek handjeklap in achterkamertjes tegengaan en eisten ze wetten om de openbaarheid van bestuur te regelen. [4]  
  3. handslag bij het loven en bieden (op de veemarkt)
  4. (spel) spelletje waarbij men met elkaars handpalmen tegen elkaar kletst
  • handjeklap spelen
samenspannen, onder één hoedje spelen
98 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]
  1. handjeklap op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Aleksievic, Svetlana Aleksandrovna
    2015 Het einde van de rode mens vertaald door Jan Robert Braat 2015 ISBN 978-90-234-9802-5 pagina 269
  4. Eggers, Dave
    De cirkel vertaald door Gerda Baardman, Lidwien Biekmann, Brenda Mudde en Elles Tukker 2013 ISBN 978-90-488-1863-1 pagina 190
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be