• ge·sja·cher
enkelvoud meervoud
naamwoord gesjacher
verkleinwoord

het gesjachero

  1. het op een ondoorzichtige, slordige manier met iets of iemand omgaan
    • Merkies, die sinds 2009 lid is van het Europees Parlement, wil zich inzetten voor 'een Europa dat mensen beschermt, sociale grondrechten veilig stelt, gesjacher met werknemers voorkomt en jeugdwerkeloosheid gecoördineerd aanpakt. Maar ook een Europa dat weet waar haar bevoegdheden ophouden.' [2] 
    • Dat is niet zo leuk voor al die thrillseekers in de directiekantoren en het echelon daar net onder. Wat was het lekker spannend geweest, dat gesjacher met pakketjes rommelhypotheken en het manipuleren van de rentestand! Het zweet klotste ze onder de oksels in die dagen dat er nog wat mogelijk was. Maar waarom zou je je nog druk maken nu dat toch geen extra bonus meer oplevert? [3] 
    • België, Nederland en Luxemburg moeten samen optrekken om het gesjacher met veel te dure concertkaartjes te stoppen. Dat kan door consumenten massaal te waarschuwen en op elk toegangskaartje de (echte) prijs en naam van de originele verkoper af te drukken. Parlementsleden van de drie landen legden dat vandaag vast in een oproep aan hun regeringen. [4] 
80 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[5]