handje
- hand·je
het handje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hand
- van het handje zijn.
een (mannelijke) homoseksueel zijn.
- zijn handjes laten wapperen.
eraan (beginnen te) werken.
1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hand
- Het woord handje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "handje" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be