speelgoedhandel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- speel·goed·han·del
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van speelgoed en handel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speelgoedhandel | speelgoedhandels |
verkleinwoord | speelgoedhandeltje | speelgoedhandeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de speelgoedhandel m
- (speelgoed) (handel) zaak waar speelgoed en spellen worden verkocht, speelgoedwinkel
- (speelgoed) (handel) handel in speelgoed
Gangbaarheid
- Het woord 'speelgoedhandel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.