• koop·man·schap
enkelvoud meervoud
naamwoord koopmanschap
verkleinwoord

het koopmanschapo

  1. het koopman zijn; het handeldrijven
     Koning Willem-Alexander heeft iets met Duitsland. Er stroomt veel Duits bloed door zijn aderen. Nederland heeft iets met Duitsland. Het is behalve onze grote buur onze belangrijkste handelspartner. Goed nabuurschap en goed koopmanschap gaan hand in hand.[3]


  1. koopmanschap op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Piet van Asseldonk
    “Willem-Alexander is 'van Duitsen bloed'” (Zaterdag 16 april 2016), NOS