handvat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hand·vat
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hand en vat
[1]* | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | handvat | handvatten |
verkleinwoord | handvatje | handvatjes |
[2] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | handvat | handvaten |
verkleinwoord | handvaatje | handvaatjes |
Zelfstandig naamwoord
handvat o
- handgreep, het deel van een voorwerp waarmee men het kan verplaatsen, optillen of anderszins hanteren
- Het handvat was afgebroken.
- (verouderd) lampetkan, kan met water om de handen te wassen
Verwante begrippen
Opmerkingen
- In de praktijk wordt de verbuiging van [2] ook vaak gebruikt voor [1]. In de ogen van de Taalunie en Onze Taal komt dit al zo lang en zo veel voor, dat het correct taalgebruik is geworden; gelet op de Woordenlijst Nederlandse Taal de Algemene Nederlandse Spraakkunst en VRT Taalnet hechten sommige taalgebruikers wel aan het onderscheid.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord handvat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "handvat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Alkemade, K. van en P. van der Schelling Nederlands displegtigheden, vertoonende de plegtige gebruiken aan den dis (...) Deel 1 (1732) P. Losel, Rotterdam; p. 542; geraadpleegd 2015-02-12
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be