knob
enkelvoud | meervoud |
---|---|
knob | knobs |
knob
- knop, knobbel, (ronde) uitpuiling
- brok, klont, klomp [2]
- (scheldwoord), (anatomie) clitoris
- (scheldwoord), (anatomie) vrouwenborst
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to knob |
he/she/it | knobs |
verleden tijd | knobbed |
voltooid deelwoord |
knobbed |
onvoltooid deelwoord |
knobbing |
gebiedende wijs | knob |
knob
- overgankelijk van knoppen, knobbels e.d. voorzien
- onovergankelijk uitpuilen
- onovergankelijk, (seksualiteit) seks hebben (v.e. man)