greep
- Geluid: greep (hulp, bestand)
- IPA: / ɣrep / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /χreːp/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣreːp/
- greep
- van Middelnederlands grepe, in de betekenis van ‘het grijpen, handvat’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | greep | grepen |
verkleinwoord | greepje | greepjes |
de greep m
- grijpende beweging om iets te omvatten, te bemachtigen
- manier van aanvatten, hanteren
- toevallige, willekeurige keuze
- houvast, grip
- de hoeveelheid die men in één keer kan grijpen
- handvat
- gereedschap waarmee men grijpt of steekt
|
- Grip / greep op iets krijgen
- Van de gaffel in de greep vallen
- in de greep zijn van iets
door iets heftig geëmotioneerd zijn
- • Gespannen rende ik naar de enige beschutte plek op de bergtop, een kleine berghut. Daar kroop ik, nog in de greep van de angst, mijn slaapzak in en rolde mezelf tot een kleine bal. [4]
vervoeging van |
---|
grijpen |
greep
- enkelvoud verleden tijd van grijpen
- Ik greep.
- Jij greep.
- Hij, zij, het greep.
- Ik greep.
- Het woord greep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "greep" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ greep op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "greep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be