ingreep
- in·greep
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ingreep | ingrepen |
verkleinwoord | ingreepje | ingreepjes |
de ingreep m
- een handeling die erger moet voorkomen
- De cosmetische ingreep werd niet door de verzekering vergoed.
vervoeging van |
---|
ingrijpen |
ingreep
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van ingrijpen
- ... dat ik ingreep.
- ... dat jij ingreep.
- ... dat hij, zij, het ingreep.
- ... dat ik ingreep.
1.
- Het woord ingreep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ingreep" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be