• mis·greep
vervoeging van
misgrijpen

misgreep

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van misgrijpen
    • ... dat ik misgreep. 
    • ... dat jij misgreep. 
    • ... dat hij, zij, het misgreep. 
vervoeging van
misgrijpen

misgreep

  1. enkelvoud verleden tijd van misgrijpen
    • Ik misgreep. 
    • Jij misgreep. 
    • Hij, zij, het misgreep.