Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dels·mi·nis·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsminister handelsministers
verkleinwoord handelsministertje handelsministertjes

Zelfstandig naamwoord

de handelsministerm

  1. (politiek) (handel) lid van de regering die verantwoordelijk is voor het handelsbeleid; politiek eindverantwoordelijke voor het ministerie van handel
     Andere namen die voor de functie circuleren zijn de voormalige handelsminister van Kenia, Amina Mohamed, en Peter Mandelson, de Britse oud-eurocommissaris. Beiden hebben gezegd dat de WTO moet hervormen, waarbij vooral de kloof tussen de twee grote leden China en de VS moet worden gedicht.[2]
     Associated Press houdt een lijst bij met de vele reacties die binnenstromen: handelsminister Ross, ambassadeur Huntsman in Rusland, Witte Huis-advocaat Don McGahn. "De lange lijst met mogelijke schrijvers is even opvallend als het stuk zelf", schrijft het persbureau.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Minister Sigrid Kaag getipt als hoogste baas WTO” (Donderdag 28 mei 2020, 20:43), NOS
  3.   Weblink bron “Trump-getrouwen ontkennen massaal: 'Ik was het niet'” (Vrijdag 7 september 2018, 10:35), NOS