• han·dels·re·ke·nen
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsrekenen
verkleinwoord

het handelsrekeneno

  1. (wiskunde) (handel) het rekenen zoals dat in de handel wordt toegepast
    • Ik kan mijzelf als voorbeeld presenteren: ik kan geen vierkantsvergelijking oplossen, ik kan de stelling van Pythagoras uitstekend toepassen (wel handig bij houtconstructies) maar hem niet bewijzen. Maar op mijn eindexamen HBS-A had ik negens voor boekhouden, handelsrekenen en financiële rekenkunde. Zelf probeer ik dat te verklaren met het verhaal dat ik me bij die financiële vakken iets kan voorstellen, maar bij abstracte algebraïsche formules en meetkundige bewijzen niets.[2] 
    • 'Ik heb wel gestudeerd, maar niet aan de universiteit. Ik ben gestopt in de vijfde klas van de hbs. Dat was een bewuste keuze, ja. Ik moest allerlei buitenlandse boeken lezen en boekhouden en handelsrekenen. Daar had ik helemaal geen zin in. Ik loop nu langs mijn boekenkast in Oss, en er staan een hoop boeken in. Ik ben zelf wel blijven studeren. Over psychologie en pedagogiek. Ik ben geïnteresseerd hoe je omgeving bepalend kan zijn voor wie je wordt als mens, daarom ben ik ook de politiek ingegaan.'[3]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC H.J. van den Doel Ben Maassen 22 april 2017
  3. Volkskrant Anna van den Breemer 15 januari 2015,