Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dels·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsman handelslui
handelslieden
handelsmannen
verkleinwoord handelsmannetje handelsmannetjes

Zelfstandig naamwoord

handelsman m [1]

  1. (beroep) iemand die door kopen en verkopen zijn geld verdient
    • Het kapitalisme gaat het bij ons niet redden. De geest van het kapitalisme is ons vreemd. Verder dan Moskou zal het zich niet verspreiden. Het klimaat is er niet geschikt voor. De mens ook niet. Een Rus is niet rationeel, geen handelsman, hij kan zijn laatste hemd afstaan, maar soms kan hij ook stelen. Hij is spontaan, meer een beschouwer dan een doener, iemand die aan weinig genoeg heeft. [2] 
    • Koop geen "made in China", is het devies van Trumps nieuwste Handelsman Peter Navarro. Deze econoom gaat de nog op te richten Nationale Handelsraad leiden.[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Aleksievic, Svetlana Aleksandrovna
    2015 Het einde van de rode mens vertaald door Jan Robert Braat 2015 ISBN 978-90-234-9802-5 pagina 291
  3. Volkskrant Fokke Obbema 22 december 2016