handelstraktaat
- han·dels·trak·taat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handelstraktaat | handelstraktaten |
verkleinwoord | handelstraktaatje | handelstraktaatjes |
het handelstraktaat o
- (handel) (juridisch) (politiek) handelsovereenkomst tussen twee of meer lande3n
- ▸ Maar hoe kan hij weten dat het om een handelstraktaat ging? Heeft die vervloekte diplomaat zijn spionnen tot in de huizen? „Zolang onze regering de Amerikaanse republiek niet officieel erkent, kan er voor Amsterdam van een traktaat geen sprake zijn," weert hij deftig af en hij is tevreden over zijn doorzicht, dat aan de sluwe bezoeker niets blootgeeft.[1]
- ▸ Ditmaal aarzelde Argenson niet represailles te nemen, al bleef de invasie nog uit: hij liet de vredesbesprekingen afbreken, riep zijn ambassadeur terug, zei het Frans-Nederlandse handelstraktaat op en eiste binnen twee weken uitsluitsel of de Republiek op de door haarzelf gestelde en reeds lang ingewilligde voorwaarden nu vrede wenste te sluiten of niet — daarna zou de Franse Koning zijn volledige vrijheid van handelen hernemen.[2]
- Het woord 'handelstraktaat' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Johanna van Ammers-Küller“Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723
- ↑ “Gewassen vlees” (1994), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9021479737