traktaat
- trak·taat
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verhandeling, verdrag’ voor het eerst aangetroffen in 1437 [1]
- Naamwoord van handeling van trakteren met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | traktaat | traktaten |
verkleinwoord | traktaatje | traktaatjes |
het traktaat o
- een overeenkomst tussen staten of andere politieke machten
- Er werd een traktaat samengesteld door de staten.
- een verhandeling
1. overeenkomst tussen staten
- Het woord traktaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "traktaat" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "traktaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ traktaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be