handelscontact
- han·dels·con·tact
- samenstelling van handel en contact met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handelscontact | handelscontacten |
verkleinwoord |
het handelscontact o
- (economie) (handel) handelsrelatie, zakenrelatie
- Hij stuurde al zijn handelscontacten met kerstmis een kerstpakket toe.
- Tijdens een zakendiner kan men de handelscontacten makkelijk verbeteren.
- Het woord handelscontact staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.