Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glas·han·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord glashandel glashandels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de glashandelm

  1. bedrijf dat vensterglas verkoopt
     Niet iedereen in Wondebuurt, zoals de wijk ook heet, merkte overigens iets van de schimmige praktijken. Henriette Deijs werkt 32 jaar bij een glashandel in de buurt en voelt zich er niet onveilig. "Er is weleens een ruzie, maar het is absoluut geen gevaarlijke buurt."[2]
     Brand in glashandel Hardinxveld-Giessendam[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Bewoner Almelo: 'We wisten dat er iets speelde, maar niet op deze schaal'” (Dinsdag 4 september 2018, 20:34), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Brand in glashandel Hardinxveld-Giessendam” (Woensdag 26 november 2014, 11:41), NOS