• han·dels·plaats
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsplaats handelsplaatsen
verkleinwoord handelsplaatsje handelsplaatsjes

de handelsplaatsv / m

  1. (handel) plaats waar veel goederen worden verkocht die op andere plaatsen gebruikt gaan worden
    • In 1282 werd Riga een Hanzestad en daarmee een belangrijke haven- en handelsplaats. [2] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Volkskrant, krant van woensdag 28 aug 1991 (70ste jaargang, nr. 20392), pagina 4, Buitenland, "Conflicten dreigen in republieken", Letland; gehaald via [1](geraadpleegd 2021-11-23)