nering
- ne·ring
- In de betekenis van ‘bedrijf, broodwinning’ voor het eerst aangetroffen in 1277 [1]
- afgeleid van het nu niet meer gebruikte ww. 'neren' (voeden) met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nering | neringen |
verkleinwoord | nerinkje | nerinkjes |
- Het woord nering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nering" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "nering" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ nering op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be