Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mer·ce
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord commerce
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de commercem

  1. (handel) detailhandel
    • Om van de groeiende e-commerce te profiteren, is het volgens PayPal-baas Roest van belang dat Nederlandse webwinkels hun zoekoptimalisatie via Google goed hebben geregeld. ,,Maar zorg ook dat je actief bent op social media. Een platform als Instagram is daar uitermate geschikt voor. [2] 
    • De Belgische premier Charles Michel viert de overwinning. ,,Dankzij deze belangrijke investering van een wereldspeler op het vlak van e-commerce zetten we België op de kaart van de veelbelovende en groeiende digitale economie en zorgen we voor extra jobs in de nabije toekomst’’, reageert hij tegenover persbureau Belga. De komst van Alibaba zou België op de middellange termijn meer dan duizend banen kunnen opleveren. [3] 
    • Voor bedrijven is de mogelijkheid om werknemers flexibel in te zetten bijzonder handig. Ook werknemers profiteren, want het levert flink wat banen op. Dat zijn wel vooral jobs voor laaggeschoolden in de dienstensector en e-commerce, bijvoorbeeld in distributiecentra van webwinkels als Bol.com en Wehkamp. [4] 
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen