verkoop
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vérkoop (hulp, bestand)
- Geluid: verkóóp (hulp, bestand)
- Geluid: verkoop (hulp, bestand)
- IPA: /ˈvɛrkop/
Woordafbreking
- ver·koop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verkoop | verkopen |
verkleinwoord | verkoopje | verkoopjes |
Zelfstandig naamwoord
vérkoop m
- (handel) het verkopen (voor geld aan een ander geven)
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Iemand (geen) knollen voor citroenen verkopen
iemand (niet) gemakkelijk kunnen bedriegen
- Iets voor een appel en een ei verkopen
voor een erg lage prijs verkopen
- Je moet de huid van de beer niet verkopen voor hij geschoten is
men viert best de overwinning niet alvorens die heeft plaatsgevonden
Vertalingen
1. het verkopen (voor geld aan een ander geven)
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verkopen |
verkóóp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkopen
- Ik verkoop.
- gebiedende wijs van verkopen
- Verkoop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkopen
- Verkoop je?
Gangbaarheid
- Het woord verkoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verkoop" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be