• koop
enkelvoud meervoud
naamwoord koop kopen
verkleinwoord koopje koopjes

de koopm

  1. (handel) een handeling waarbij men iets in ruil krijgt voor geld
    • De koop van een nieuwe auto. 

op de koop toe

  • bovendien
  • Iets op de koop toe nemen
Een vervelend bijgevolg van iets anders aanvaarden

te koop

zonder te betalen iets kopen en daarmee schulden maken
  • Voor een prikje kopen
voor een zeer lage prijs kopen
vervoeging van
kopen

koop

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kopen
    • Ik koop. 
  2. gebiedende wijs van kopen
    • Koop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kopen
    • Koop je? 
     Koop een retourtje naar Bilbao voor rond de 100 euro. Neem de bus van Bilbao naar San Sebastian en loop 130 kilometer langs de Baskische kust terug naar Bilbao.[1]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord koop kope
verkleinwoord kopie kopies

koop

  1. koop
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
koop
gekoop
volledig

koop

  1. kopen