Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koop·zucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koopzucht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de koopzuchtv / m

  1. de ziekelijke neiging om te moeten kopen
    • Voor vrijwel ieder probleem bestaat een televisieprogramma. Overgewicht, koopzucht, angsten, schulden, ruzie, scheiding, jaloezie, slaapproblemen, onzekerheid. Problemen die deelnemers vaak al een leven met zich meeslepen, en die op tv in rap tempo worden opgelost. [2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Lineke Nieber 25 november 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be